Van privaatrecht naar sociaal gebruiksrecht

Bedenkingen bij Marx’s arbeidswaardeleer

het verdwijnen van de gebruikswaarde

het verdwijnen van de gebruikswaarde

Het project van de Verlichting wordt door Marx in zijn vroegste werken opgevat als een strijd tegen de vervreemding ‘Entfremdung’ van de arbeiders. In 1844  legt hij uit in de ‘Parijse Manuscripten’ dat de arbeider door het kapitalistisch systeem beroofd wordt van zijn menselijkheid en waardigheid.

Het systeem ontneemt hem elke mogelijkheid tot zelfrealisatie. Het zuigt alle arbeidsvreugde uit hem weg, want hij verliest elke greep op zijn arbeid en het resultaat van die arbeid. En het ontneemt hem het recht zijn eigen doelstellingen te bepalen en na te streven. In de Parijse Manuscripten schrijft hij in 1844:

“Waarin bestaat nu deze onteigenlijking van de arbeid? Om te beginnen hierin dat de arbeid voor de arbeider iets uiterlijk is, iets on-eigen-lijk, d.w.z. iets dat niet tot zijn eigen wezen behoort; dat hij zichzelf daarom in zijn arbeid niet bevestigt maar ontkent, niet goed maar ongelukkig voelt, geen vrije lichamelijke en geestelijke energie ontplooit, maar zijn lichaam afbeult en zijn geest ruïneert.

(…)

Deze verhouding is de verhouding van de arbeider tot zijn eigen activiteit als iets vreemd, als iets dat niet van hemzelf is: activiteit als passief lijden, kracht als machteloosheid, creatie als ontmenselijking, de eigen fysieke en geestelijke energie van de arbeider, zijn persoonlijke leven — want wat is leven anders dan activiteit? — als een tegen hemzelf gerichte, autonome activiteit waar hij niets over te zeggen heeft. Hier hebben wij te maken met de zelf-aliënatie, in het eerste geval met de aliënatie van het object.

(…)

Wanneer dus de vervreemde arbeid de mens het object van zijn productie ontneemt, ontneemt zij hem daarmee zijn soortelijk leven, zijn objectief bestaan als soortelijk wezen. Zijn voorsprong op het dier slaat daardoor om in een achterstand: dat hij nl. beroofd wordt van zijn anorganisch lichaam, de natuur.” (Karl Marx, Parijse Manuscripten‘ , 1844)

De sociale relaties in het productieproces, oorspronkelijk productie voor de gemeenschap, worden onder kapitalistische verhoudingen herleid tot verhoudingen tussen dingen, ‘Verdinglichung’.

Marx klaagt in de Parijse Manuscripten aan dat het kapitalisme de arbeider gedegradeerd heeft tot ‘ding’. Maar heeft het opkomende kapitalisme ook niet de vrije boer, die van zijn land werd beroofd door de ‘enclosure’ van de ‘commons’, om als goedkope werkkracht te kunnen dienen, gedegradeerd tot ‘ding’. Marx zelf beschrijft die landroof in ‘Het Kapitaal’ (Karl Marx, Het Kapitaal, Hoofdstuk 24). En is dat niet een proces dat zich meermaals heeft voorgedaan in geschiedenis, op andere plaatsen, een proces dat nog steeds aan de gang is in landen als Ghana, Nicaragua, India en China (Karen Jansens, Het land is van ons).

En natuurlijk werd de arbeider als vakman tenslotte ook vervreemd van zijn werk door het bandwerk dat Ford invoerde. Maar het Fordisme werd pas vanaf 1890 ingevoerd.  Harry Braverman beschrijft dat proces in “Labor and Monopoly Capital”. En het Fordisme is intussen geëvolueerd, heeft zich ook gedelokaliseerd. In de Derde wereld is dat process van vervreemding nog altijd bezig.

Over de gebruikswaarde schreef Marx in het eerste deel van het Kapitaal:

“De gebruikswaarde verwezenlijkt zich pas in het gebruik of in de consumptie. Gebruikswaarden vormen de materiële inhoud van de rijkdom, ongeacht zijn maatschappelijke vorm. In de maatschappijvorm, die wij moeten bekijken, zijn zij tegelijkertijd de stoffelijke dragers van de — ruilwaarde.” (Karl Marx, ‘Het Kapitaal Hoofdstuk 1‘, 1867)

Daarnaar gevraagd door Friedrich Engels bij de voltooiing van dat eerste deel, beschreef Marx zelf de methode die hij gebruikte om het kapitalistisch systeem in de 19de eeuw te ontrafelen. In zijn antwoord stelde hij dat hij het kapitalisme analyseerde als een op arbeidstijd gebaseerde economische organisatie. We vatten die arbeidswaardeleer hier kort samen.

Marx vertrok van een historische analyse. Onder het kapitalisme was volgens hem de economie overgeschakeld van een productie van gebruikswaren naar een productie van  koopwaren. Daarom deconstrueerde Marx het waardebegrip en splitste het op in gebruikswaarde en ruilwaarde. Intrinsieke waarde en extrinsieke waarde.

Het ene is het reële ding dat onze behoeften bevredigt, het andere is datzelfde ding als koopwaar. Onder de kapitalistische productiewijze verdwijnt de gebruikswaarde als het ware in de ruilwaarde: de ‘Warenfetisch’. Dit proces noemt men ook nog ‘commodificatie’ of ‘verzakelijking’, waarbij steeds meer aspecten van het menselijk handelen en de resultaten daarvan worden uitgedrukt in een geldwaarde in plaats van de intrinsieke of inherente waarde.

De ruilwaarde gerealiseerd in de ‘vrije markt’ is het centraal concept in ‘Het Kapitaal’ In het kapitalistisch productieproces wordt meerwaarde gecreëerd en deze wordt door de kapitalist ontstolen aan de arbeider. Simpel uitgedrukt, de kapitalist vergoedt de arbeider slechts gedeeltelijk voor zijn aandeel in die waardecreatie, de rest steekt hij op zak om zijn kapitaal te vergroten. Dit is ook het mechanisme dat de accumulatie van kapitaal mogelijk maakt. Dit is volgens Marx de motor van de economie.

Volgens Marx was de oorsprong van de ongelijkheid in de 19de eeuw: de tegenstelling tussen de sociale creatie van meerwaarde (door de arbeiders) en de privé-toe-eigening van die meerwaarde (door de kapitalist).  Dit was ook een bron voor  strijd tussen arbeid en kapitaal, de klassenstrijd, die volgens hem zou uitmonden in de opheffing van de kapitalistische klasse: de emancipatie van de arbeiders door de arbeiders zelve.

Het kader waar de gebruikswaarde opgaat in de ruilwaarde, de totale onderwerping van de levenssfeer aan de commercie, zoals Marx het beschreef, bood als dusdanig geen emancipatorisch vooruitzicht, het was de basis van vervreemding. Dit kader creëerde per definitie schaarste door de diefstal van de meerwaarde. Het vooruitgangsoptimisme van Marx voorzag het verdwijnen van deze schaarste door de accumulatie en de navenante toename van de productiviteit. De vruchten ervan konden echter slechts geplukt worden door de socialisering van de productiemiddelen na de onteigening van de kapitalisten. (Karl Marx, ‘The Value-Form, Appendix to the 1st German edition of Capital, Volume 1′, 1867)

Wat we zien in het werk van Marx is dat het bijna alle domeinen van de menswetenschappen omspant. Van psychologie, over recht, economie tot politiek op een moment dat die menswetenschappen nauwelijks bestonden. Het project van Marx was gigantisch en veelzijdig en volgens zijn vriend Engels nog lang niet voltooid. Marx was op zijn manier bezig als activist in de ‘Eerste Internationale’, waar hij in de clinch ging met Proudhon en Bakunin. In opdracht van deze groep schreef hij samen met Friedrich Engels een heel dun boekje, ‘Het Communistisch Manifest, dat eindigde met frase:

“De communisten versmaden het hun overtuiging en hun bedoelingen te verhelen. Zij verklaren openlijk dat hun doel slechts bereikt kan worden door de gewelddadige omverwerping van iedere tot nu toe heersende maatschappelijke orde. Dat de heersende klassen sidderen voor een communistische revolutie! De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen. Proletariërs Aller Landen, Verenigt U!”

Dit gigantisch, veelzijdig en onaf werk leent zich natuurlijk gemakkelijk tot ‘cherry picking’, wat ook gebeurt is door degenen die hem verguisden en door degenen die hem verheerlijkten om hem te kunnen begraven.

De grootste zwakte van Marx’s economische analyse, in mijn bescheiden mening, is dat ze de bevrijding uitstelt en dat ze schijnbaar automatisch en onvermijdelijk volgt uit de ontsporing van het kapitalisme.

Hoe het nu verder moet met de strijd tegen vervreemding kunnen we niet halen uit ‘Het Kapitaal’. Stephen Bouquin merkt daar bij op:

“De constante verandering die het kapitalisme teweeg brengt, de vermarkting en de verdingelijking produceert ook een crisis in de zingeving. Max Weber bracht het rationalisatieproces ook in verband met een ‘ontgoocheling’. Vandaag zien we hoe dit op zijn beurt aanleiding kan geven tot neo-spiritualisme, new age en religieus fundamentalisme. Het is wat mensen nodig hebben om te blijven functioneren in onleefbare levensomstandigheden. Dankzij Richard Wilkinson weten we dat hoe ongelijker een maatschappij is hoe meer mentale gezondheidsproblemen optreden (tot 25% in de VS). Hierbij worden alle mensen die zich gaande en staande houden dankzij het psychische onderdak dat een godsdienst aanreikt nog niet meegerekend… “

De teleurstelling die volgt bij het niet inlossen van een utopie, geeft vrije baan aan een nieuwe cultuur van ‘dystopie’ volgens deze Brusselse socioloog:

“We moeten ook vaststellen dat in afwezigheid van een utopie, de ‘dystopie’ uitgroeit tot nooit geziene proporties. Wat is een dystopie? Een ‘dystopie’ is een fiction-verhaal dat een negatieve toekomst voorspelt. We kennen voorbeelden genoeg in de literatuur of films: Brave New World van Aldous Huxley, 1984 van George Orwell; Metropolis van Fritz Lang; Alphaville van Jean-Luc Godard, vandaag is dat de ecologische finale crisis met een hele reeks catastrofistische science fiction films zoals Snowtrain, of The Road. Dystopieën drukken dikwijls een kritiek uit, vergroten feiten, tendensen die reeds aanwezig zijn. Het zijn waarschuwingen en zij kunnen berusten op een reactionaire of een progressief humanistisch mensbeeld, zoals utopieën dat ook doen.”

Als we de strijd tegen de vervreemding en voor gelijkheid in het ‘nu’ willen voeren hebben we niks aan een verre belofte. Het verdwijnen van het kapitalisme is geen wetmatigheid, maar hangt af van de wil van de mensen in de maatschappij. En we weten niet eens of die wil ook wel degelijk aanwezig is.

Dardot en Laval  stellen in  hun boek ‘Marx, prénom: Karl’ dat alle teksten van Marx vanuit twee verschillende invalshoeken geschreven zijn, waardoor er voortdurend een spanning ontstaat.

Het eerste perspectief is dit van de logica van het kapitaal als voltooid systeem. Deze omvat zowel de onvermijdelijke dynamiek van het kapitaal in zijn totaliteit, die alle elementen van de samenleving aan zich onderwerpt als het spel van de immanente wetten van de kapitalistische productie waardoor het kapitalisme noodzakelijkerwijs een nieuwe productiemethode laat ontstaan.

De tweede is de conflict logica, van de confrontatie, de klassenstrijd, waarin de voorwaarden van de strijd en de subjectiviteit van de actoren in de strijd een transformatie ondergaan.

Veel elementen die Marx beschrijft in ‘Het Kapitaal’ zijn reëel, toch kunnen en moeten we denk ik kritiek leveren op een methode die de maatschappij beschrijft als een automaat. Laten we die aanpak  bewaren voor de creatie van fictie zoals in de film de Matrix. De klassenstrijd daarentegen is reëel, wat Fukuyama – het einde van de geschiedenis – ook moge beweerd hebben.

De methode van Marx belicht nu eens het historisch verhaal van de revolutionaire actie en dan weer de beweging van een grote automaat, die gans de samenleving absorbeert, haar onderwerpt en die elke weerstand breekt. Ze dringt zich op als voorafgaand  de praktische activiteit van de individuen.

Maar in plaats van de consistentie en de harmonie van de doctrine te waarborgen, heeft deze denkwijze de neiging uiteen te rafelen afhankelijk van het feit of Marx zich nu richt op praktische activiteit van de mensen of de ontwikkeling van het kapitaal. Het communisme waarover Marx weinig originele ideeën wist aan te brengen, wordt gebruikt als ‘deus ex machina’ om de twee perspectieven te lijmen en de spanning ertussen op te heffen. Dit communisme houdt  de verschillende invalshoeken bij elkaar.

Terugkeer naar de gebruikswaarde: het sociaal gebruiksrecht

Voor Friedrich Hayek, de ideoloog van het neoliberalisme zijn de eigendomsregels heilig. In het neoliberalisme gaat privaatrecht boven alles; ook de staat is hieraan ondergeschikt. Om hieraan te ontsnappen is verbeelding nodig. We moeten gewoon naar een andere horizon uitkijken. Tenzij we definitief de witte vlag willen hijsen en ons neerleggen bij de bestaande orde, het casino-kapitalisme, de debtocratie en de Gucci-economie.

We moeten ons kunnen inbeelden dat het privé-bezit in de huidige, historische, rechtsvorm niet kan overeind blijven. Dat het ‘recht op misbruik’ waarbij de privé eigenaar alle rechten heeft om over het goed te beschikken, inclusief het recht om het te vernietigen, niet houdbaar is. En al gouw ontdekken we dan dat dit ‘recht op misbruik’ meer en meer wordt gecontesteerd.

In feite zetten de verschillende milieuwetgevingen al een stap in die richting. In bijna alle Europese landen is de boomkap aan strenge regels onderworpen, zo niet verboden.

De klimaat toppen gaan over het behoud van onze biosfeer met een wel zeer vitale gebruikswaarde. De bedoeling om de uitstoot van broeikasgassen te beperken via regelgeving en internationale afspraken, ging ook daar over. Niet toevallig kregen we een ernstige terugval van de werkzaamheden vanaf het moment dat men uitstoot rechten ging verhandelen en de ruilwaarde binnen bracht binnen in de discussie. Hoe waanzinnig dit is, beseffen we pas door te stellen dat we onze biosfeer zelf niet kunnen omruilen.

Ook Dardot en Laval stellen in ‘Commun – Essai sur la révolution au XXIe siècle’ dat de regels van gezamenlijk gebruik moeten prevaleren boven eigendomsregels. Waar het volgens hen om draait is de mogelijkheid om collectief een in-gebruik-neming te regelen zonder daarom meteen als eigenaar op te treden. Tegen de eigendomslogica eisen sociale bewegingen niet zozeer het eigendom, als wel het gebruiksrecht – of het nu om de logica van staats- of van privébezit gaat.

Beeld van actievoerders in het Gezi Park

Beeld van actievoerders in het Gezi Park

Toen de regering van Erdogan het Gezi-park wou gebruiken om er een moskee en supermarkt te bouwen, vernietigde ze de gebruikswaarde van het park voor de burgers van Istanboel. De reactie bleef niet uit. Het recht van de overheid om de publieke ruimte als haar privé eigendom te beschouwen werd verworpen door de jongeren van Istanboel.

Zij zouden willen dat de burgers van Istanboel zelf het beheer over deze natuurlijke bron van welzijn in handen konden krijgen. Dat drukten ze uit door het park te bezetten. Zij zouden het recht willen hebben het park democratisch te beheren op basis van onderling afgesproken regels. Niet om het park te bezitten, maar om het te gebruiken voor hun welzijn, en om dat gebruik veilig te stellen.

Zulke systemen bestonden overal in pre-kapitalistische tijden.  Toen mochten bijvoorbeeld de boeren van een bepaalde gemeenschap, hun koeien laten grazen op gemeenschappelijke stalweiden, ‘meent’ genaamd. Deze werden gezamenlijk beheerd door de het collectief van de boeren, de ‘commoners’. In Europa zijn ze verdwenen, maar ze zijn nog overvloedig aanwezig zijn in de Derde Wereld.

Niet als utopie, maar als reële politieke actie en praktijk verbonden met reële maatschappelijke bewegingen  is de reconstructie van de gebruikswaarde als sociaal gebruiksrecht een zinvol project, dat zoals we zagen reeds hier en daar wordt opgenomen.

De reconstructie van een op-zich-zelf-staande gebruikswaarde kan  groeien en gedijen binnen nieuwe sociale levensvormen waar het gebruiksrecht van de nodige hulpbronnen voor ‘het goede leven’ een basisrecht is. Dit kan ons toelaten ons leven in te richten in een kader waar eigendomsregels, als bron van ongelijkheid en schaarste, niet langer prevaleren boven de reële gebruikswaarde.

Of dergelijke levensvormen mogelijk zijn, moeten we in feite niet meer onderzoeken, ze zijn minstens 3000 jaar oud en bestaan nog altijd en ze zijn nog altijd levensvatbaar.  Ik heb het over de ‘commons’ of  de ‘meent’ een woord dat verdwenen is in de plooien van de geschiedenis. Nochtans is ons woord gemeente ervan afgeleid. Volgens Tine De Moor is het opnieuw een concept met toekomst, zoals ze hieronder uitlegt.

Discussie

Halfweg het eerste decennium van de 21ste eeuw ontstond er opnieuw een publiek debat rond de ‘commons’, nu was het onderwerp niet langer ‘tragedy of the commons’ (Garrett Hardin) of ‘no tragedy of the commons’ (Susan Jane Buck Cox), ook niet common pool resources (Elenor Östrom), maar ‘digital commons’ (een vaag concept met vele vaders en moeders) en in de slipstream van al die debatten kwamen ook de ‘global commons’ (Arundhati Roy; Vandana Shiva)  terug onder de aandacht.

Wikipedia en Wikileaks naderen noch het dichts het oorspronkelijke concept van Susan Jane Buck Cox en Elenor Östrom. Maar ook van de de peer-to-peer beweging wordt beweerd dat ze een reïncarnatie zijn van de ‘commons’. Toch is er een belangrijk verschil tussen beide. De historische ‘commons’ waren vrij gesloten structuren die zelden onder druk stonden van externe autoriteiten. Net door de druk van buiten uit bij de opkomst van het kapitalisme verdwenen ze in Europa. Van de digitale ‘commons’ kan niet gezegd worden dat het gesloten structuren zijn. De term ‘Open Source’ spreekt daarbij boekdelen.

Ook de kwestie van aan- of afwezigheid van externe autoriteit moet hier bekeken worden. En toch wordt er nogal onzorgvuldig omgesprongen met definities in het wereld van de P2P. Digitale utopieën rijzen uit de grond als paddenstoelen. Lees er maar dit enthusiasmerende artikel van Michel Bauwens vertaald door Jean Lievens op na. Het staat bol van reële voorbeelden maar de vraag is echter, of de auteur zich niet vergaloppeert in een utopie waar hij beweert dat:

“Peerproductie als nieuwe modus geeft ons een voorproefje van een nieuw productief systeem dat een gelijkaardige logica volgt zoals beschreven door Marx: iedereen kan bijdragen naar vermogen, en iedereen die toegang heeft tot het netwerk kan nemen naar behoeften, althans op gebied van kennis, code of ontwerp.”

Hij geeft zelf aan dat er nog een paradox is die moet opgelost worden. Grote kapitalistische bedrijven als IBM, HP en Google verrijken zich met het gratis van de ‘open source’ beweging:

“De paradox is natuurlijk dat dit reëel bestaande communisme en dit reëel bestaande kapitalisme van de ondernemingscoalitie die werkt met een welbepaalde commons onderling afhankelijk zijn van elkaar. Daardoor creëert deze overgangsmodus van peer-productie een nieuw sociaal spanningsveld, strijdtoneel en uiteindelijk wijziging tussen de verschillende sociale krachten.”

Zowel gedegen theoretisch, empirisch als experimenteel onderzoek over deze kwestie is nog schaars. Wij hopen een klein steentje bij te dragen.

Dankbetuigingen

Met dank voor de opmerkingen van van Adrien Verlee die mij toeliet enkele slordigheden bij het weergeven van Marx’s geschriften weg te werken in de eerste versie van deze tekst.

Input:

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.