Boek Besprekig: Platform Socialism: How to Reclaim our Digital Future from Big Tech van James Muldoon

Er is een uitvoerige bespreking in het Engels van Nika Mahnič van de London School Of Economics van het boek “Platform Socialism: How to Reclaim our Digital Future from Big Tech” van James Muldoon. Maar nog niet in het Nederlands. Je zal het boek waarschijnlijk toch in het Engels moeten lezen. Het is te koop aan de democratische prijs van £ 16.99 voor de paperback of £ 9.99 voor het e-book bij Pluto Press. Maar opgelet als je de paperback wil kopen komt er 6 euro verzendingskosten bij.

De twee eerste hoofdstukken sla ik over. Over de geldhonger van Zuckerberg en het democratisch deficit is al zo veel geschreven. Frances Haugen deed het met de interne documenten van Meta in het hand. Over het democratisch deficit van Internet schreef ik al in 2015 in Short history of the digital communication trap voor en na zo veel anderen. Die kritiek kwam in eerste instantie vanuit het oude continent met schrijvers als Geert Lovink en op de in 2011 opgestarte mailing list “unlike us critical research & alternatives in social media”. Pas later schoten ze ook wakker in de VS en het VK.

De meest bekende Amerikaanse niet marxistische analyse vind je bij Shoshana Zuboff met The Age of Surveillance Capitalism, daar is zelfs een Wikipedia pagina aan gewijd, maar haar anlyse bevat heel wat leemtes. Daarom is een analyse vanuit Marxistische hoek ook zeer nutttig. Bij het derde hoofstuk “Communty washing Big Tech” begint het interessanter te worden. Hoe Airbnb en Deliveroo zich oorspronkelijk voordeden als ‘Community’ project, maar uiteindelijk ook geld moesten opbrengen en uitbuitingsmachines werden. In die discussie speelde de Belgische Peer to Peer goeroe een weinig verkwikkelijke rol. Ik schreef een kritiek op zijn laatste boek op het scherp van de snee.

Nu komen we uiteindelijk bij het hoofdstuk waar de titel naar verwijst een oplossing voor het probleem vanuit een marxistische analyse. De oplossing die James Muldoon voorstelt is nationalisering en municipalisering (mijn vertaling uit het Engels):

“We moeten aansturen op sociale eigendom van en democratische controle over platforms zoals Google, Facebook en Twitter, zodat we meer inspraak kunnen hebben in hoe ze werken. Organisaties die deze digitale infrastructuur exploiteren dienen verantwoording af te leggen aan het algemeen belang. Het nationaliseren en opnieuw gemeentelijk maken van openbare nutsbedrijven is op veel plaatsen in de wereld gezond verstand en kan de dienstverlening beter aansturen.” (James Muldoon, p. 76)

De infrastructuur bestaat zo stelt Muldoon, je moet er gewoon democatische controle over krijgen. Dit lijkt heel vanzelfsprekend, zeker vanuit een socialistisch standpunt. Socialisten stellen ook nationalisering voor van de energiesector, waterbedeling, de spoorwegen en telecommunicatie. Laat dit een redelijke eis zijn. In Frankijk bijvoorbeeld zijn grote delen van de energiesector genationaliseerd. In Zwitserland zijn de spoorwegen nationale infrastructuur en in Schotland de waterbedeling. Het zijn essentiële diensten die wij allemaal gebruiken maar waar we geen deel van uitmaken als producenten.

Platform socialisme gaat over alle mogelijke platformen die gebruik maken van het internet. Sociale media, Meta, Tiktok, Whatsapp…, Google, Amazon…, Deliveroo…, Airbnb… Dit vind ik al een probleem. Ik geloof dus niet dat door alles op een hoop te gooien men tot praktische werkbare oplossingen kan komen. Ik pleit voor aangepaste oplossingen afhankelijk van de aard van de digitale diensten. Zo is bijvoorbeeld momenteel de directe nood voor Deliveroo koeriers, een vast contract, vast loon boven minimum en de mogelijkheid tot syndicalisatie. Zelforganisatie in samenwerking met de horeca kan dan een volgende stap zijn. Deliveroo heeft ook geen enkel voordeel bij een globale organisatie, die dienst kan dus perfect lokaal georganiseerd worden.

Er is ook een essentieel verschil tussen bijvoobeeld Amazon, Bol.com en sociale media. Op sociale media zijn we zelf producenten. Wij maken de content zelf en het zijn de bezitters van de infrastructuur, Meta en Bytedance, die onze productie reguleren, gebruiken en manipuleren om ons gerichte reclame in de strot te duwen en ons ook censureren als het hen uitkomt. Dat is dus ook een heel verschil. Een veel verfijndere analyse vind je bij Mayo Fuster Morell, die reeds in 2010 de gecentraliseerde structuur van online platformen aan de kaak stelde in haar doctoraatsthesis: “Governance of Online Creation Communities for the Building of Digital Commons” Haar meest recente analyse samen met Ricard Espelt en Melissa Renau Cano is lezenswaardig: “Sustainable Platform Economy: Connections with the Sustainable Development Goals

Bovendien hebben we niet de beste ervaringen met genationaliseerde communicatie structuren. Belgacom bijvoorbeeld. Ik vraag mij af hoeveel procent van de Belgische bevolking daar naar terug wil keren. Je kan die nationalisering wel eisen, maar je zou best wel decenia, zoniet eeuwen kunnen wachten voor je een regering krijgt die dat wil doen. Als laatste argument. En wat doe je dan aan die “lock in” situatie? Is een gevangenis met nieuwe gevangenisbewakers het idee van democratische controle? Ik zou zeggen zet de poorten maar open dan. Nu dat beseft James Muldoon ook, want hij schrijft verder (mijn vertaling uit het Engels):

“Open en inclusieve platforms bieden mensen mechanismen om eraan deel te nemen en te beslissen hoe ze worden georganiseerd. Het instellen van verschillende vormen van sociaal eigendom is geen wondermiddel voor al onze problemen, maar het stelt ons wel in staat om onze collectieve democratische macht te laten gelden tegen de private heerschappij van de economische elites.” (p. 76)

Dat die nationalisatie geen democratisering betekent, ziet Muldoon ook, (mijn vertaling uit het Engels):

“Regelgeving van openbaar nut hanteert een top-downbenadering van het vaststellen van grenzen waarbinnen het bedrijf kan opereren en enkele basislijnen voor dienstverlening, maar dit brengt geen verdergaande veranderingen met zich mee op het gebied van democratie op de werkplek en burgerparticipatie.” (p. 83)

Maar de benadering waar voor hij gekozen heeft is ook wel top down. En daardoor zou hij wel eens in de problemen kunnen komen bij de concrete praktische uitwerking van zijn alternatief. Nochtans ben ik het volledig eens met zijn uitgangspunt (mijn vertaling uit het Engels):

“Platforms dienen een publiek doel en exploiteren gebruikers als groep. We hebben oplossingen nodig die gebaseerd zijn op collectieve solidariteit en niet op persoonlijke rechten.” (p. 78)

Op pagina 100 pleit hij voor “multi-stakeholder governance”, dat is de benadering van het IGF, Internet Governance Forum van ICANN, “Internet Corporation for Assigned Names and Numbers”. Op die multistakhorders benadering was veel kritiek op de bijeenkomst in Istanbul in 2014 door het Internet Ungovernance Forum. Een citaat uit 2014, (mijn vertaling uit het Engels):

“We zien dat bij IGF de meest urgente problemen van internet niet de juiste aandacht krijgen. Vanwege het “multi-stakeholderisme”-formaat krijgen de belangrijkste daders van veel van de problemen op internet, regeringen en bedrijven, vertegenwoordiging in IGF die ze niet verdienen. Gezien deze omstandigheden hebben we besloten het initiatief te nemen om het internet zoals we dat kennen te verdedigen en een ruimte te creëren om de stem van maatschappelijke initiatieven, activisten en gewone mensen te laten horen.”

Daar hadden ze natuurlijk een punt, vraag is of dat probleem opgelost is door de grote platformen Google, Meta, Byteda nce, Amazon,… er uit te halen, maar bijvoorbeeld Al Sisi, Erdogan, Poetin… te laten zitten. Bon de EU heeft een deel van die problemen aangepakt met de Wet Digitale Diensten (DSA), het EP werd daarbij gesteund door een deel van de organisaties die deel uitmaakten van het Internet Ungovernance Forum in 2014. En het is triestig hoe weinig aandacht daarvoor is in het al of niet radicaal links milieu. Ja natuurlijk, sommigen geven daar veel geld uit aan betaalde reclame en spijzen zo de kas van Zuckerberg. De rechtse partijen zwijgen dan weer als vermoord, het is hun geliefd speeltje voor manipulatie en propaganda. Poetin, Erdogan en A Sisi hebben ook het IGF en ICANN niet nodig om bepaalde internet diensten af te sluiten. Als het spant sluiten ze zelfs het hele internet af in hun land. Daarvoor zijn organisaties zoals AcessNow opgericht.

Bericht op Twitter in 2018

Van pagina 108 tot 111 probeert Muldoon zich te redden uit die knoop door een kritiek op Hayek en zijn vrije markt dogma. Muldoon stelt dat het net die vrije markt geleid heeft naar de huidige monopolies. Alhoewel ik de kritiek op Hayek onderschrijf wil ik daar toch een kanttekening bij maken. Het monopolie van de grote platformen is te wijten aan de manier waarop de markt georganiseerd is in de VS. Op internet regeert het netwerk effect. Het is een economisch principe, dat ervoor zorgt dat een product of dienst meer waarde heeft voor iemand, naargelang er meer gebruikers zijn van datzelfde product of van dezelfde dienst. Vanaf een bepaald moment wordt de producent of aanbieder ervan een monopolist. Maar het is geen fataliteit. Bijvoorbeeld bij de uitrol van GSM netwerken in de EU speelde het niet. Omdat in Europa die netwerken verplicht interoperabel zijn, kunnen verschillende operators hun diensten aanbieden en kan er geen monopolie ontstaan. Sommige auteurs spreken dan in dit geval over ‘natuurlijke monopolies’, maar dat is een ideologische constructie, het zijn geen natuurlijke monopolies, maar monopolies die voortvloeien uit hoe de markt georganiseerd is.

De GSM markt in Europa is anders georganiseerd dan deze in de VS. In de VS waren GSM netwerken niet interoperabel. Met als gevolg, dat soms als je van de ene staat naar de andere reisde, je moest veranderen van SIM kaart, want in elke staat heeft zich een ander monopolie gevormd In feite zou men beter spreken van een ‘lock-in effect’. En het is nu net dat wat de EU met DMA eist, naar analogie met haar keuze voor GSM netwerken, dat de verschillende online platformen onderling berichten kunnen uitwisselen, dus interoperabel zijn.

Daar stelt hij dan socialistisch pluralisme, economische pluralisme en diversiteit tegenover. We leven al in een soort gemengde economie alleen moet het overwicht van bedrijven in privébezit eruit. Maar als je niet zegt hoe je dat doel wil bereiken staan we even ver en dat geeft hij toe op pagina 112: “…blijft een kwestie die veel verdere uitwerking vereist naarmate de omstandigheden zich ontwikkelen.”

Er zijn twee tradities die burgerplatformen belangrijke tools aanreiken volgens Muldoon: de coöperatieve beweging en het municipalisme. Bij het municipalisme zijn we terug bij de overheid, en daar kan wel een en ander mislopen zoals we zagen bij Hoplr (p. 114). Wat niet wegneemt dat zich daar mogelijkheden aanbieden.

De draadloze ‘community’ netwerken in bepaalde buurten van Brooklyn, Barcelona en Athene zijn wel degelijk niet centraal beheerd, democratisch bestuurd en onafhankelijk, maar die zijn ‘bottom-up’ opgezet door de buurbewoners zelf of ontstaan vanuit grassroot bewegingen zoals Guifi.net, oorspronkelijk een APC node. Problemen met internet toegang zijn ook verschillend van land tot land. Waar we in België bijna overal breedband internet hebben zijn er in de VS nog veel gebieden waar dat niet het geval is, onder andere omwille van de lage bevolking dichtheid. Dit is het probleem van de last mile. Dat daar gemeenten tussenkomen is positief. Maar het kan ook zonder op andere plaatsen, zoals in het Red Hook Initiative in Brooklyn, en dit gaat alleen over de fysische toegang, niet over de logische structuur van internet.

Platformcoöperaties zijn digitale platforms die eigendom zijn van en worden beheerd door de mensen die eraan deelnemen. Daar is inderdaad een belangrijke opening. Als voorbeeld geeft hij Up&Go, een digitale marktplaats voor professionele thuisdiensten in New York City die reclame maakt voor bedrijven die eigendom zijn van werknemers met eerlijke werkmethoden (p. 114-115). Muldoon geeft zelf een belangrijke waarschuwing (mijn vertaling uit het Engels):

“Een verandering in eigendomsmodel is geen garantie dat andere vormen van sociale macht – van racisme tot seksisme en bekwaamheid – niet in die ruimte zullen worden gereproduceerd.” (p. 118)

Op pagina 122 vinden we een belangrijke opmerking waar blijkbaar veel lezers overgekeken hebben (mijn vertaling uit het Engels):

“Momenteel is het belangrijkste obstakel voor platformonafhankelijkheid compatibiliteit, en de technologiereuzen die bewust barrières voor interoperabiliteit in hun producten hebben ontworpen.”

Het is net deze interoperabiliteit die door de Wet Digitale Martkten (DMA) van de EU geëist wordt (Artikels 7 en 46).

Als oplossing voor het probleem met het IGF en ICANN en tegengewicht tegenover de alleenheerschappij van Aphabet, Meta, Bytedance,… stelt Muldoon een internationale alliantie voor van niet gebonden organisaties, “The Global Digital Services Organisation” (GDSO) binnen de Verenigde Naties naast de Internationale Telecommunicatie-unie (ITU) en de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Het is een optie die te overwegen waard is maar er zal nog veel water naar de zee stromen voor we zo ver zijn. Zelf zal ik binnenkort op Invirtual Us een concept lanceren om vanuit reëel bestaande organisaties bottom up een federatie voor berichten apps op te richten, democratisch en decentraal bestuurd en gemodereerd.

Het boek van Jame Muldoon is een verfrissing omdat zijn optimisme aanstekelijk is. Het lost niet alle problemen op maar het geeft wel de goede richting aan om ze op te lossen. De grootste leemte is dat Muldoon niet in de gaten had er aan het gebeuren was, de afronding van de digitale politiek van de EU, met DSA en DMA.

Input:

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.